De jaarsteen met initialen geeft de plek aan waar eertijds de textielfabriek van Regout - Weustenraedt ( de families waren door huwelijk aan elkaar verwant) was gevestigd. Oorspronkelijk was deze fabriek in het bezit van Posthumus (adresboek 1855: Posthumus et compagnie; fabricant de toile et d’etoffes en laine); in 1875 overgenomen door de fa. Regout-Weustenraedt en mogelijk vernieuwd of uitgebreid, zoals te zien is aan de sluitsteen “RW 1876” boven de poort op nr. 16.
Jules Regout is er toen door zijn vader geplaatst en nam in 1880 de zaak over onder de naam Jules Regout & Co. Hij noemde zichzelf “fabrikant van wollen dekens en rondgeweven vilten voor de papierfabricage”. Dat laatste was van belang voor de in 1850 aan het Bassin opgerichte Koninklijke Nederlandse Papierfabriek, waarin de familie Weustenraedt een belangrijke rol speelde
In 1887, ten tijde van de bekende arbeidsenquête, had hij 60 personeelsleden: 34 mannen boven de 18; 7 jongens tussen de 16 en 18; 9 jongens tussen de 12 en 16; 7 vrouwen boven de 18 en 3 meisjes tussen de 16 en 18.
De bewerking was grotendeels machinaal, maar enige weefstoelen werden nog met de hand gedreven.
Normaal waren de werkuren van 7 tot 12 en van 1.30 tot 7; dus 10 ½ uur per dag, maar ten tijde van de ondervraging werd slechts 8 uur gewerkt, vanwege weinig orders en om overproductie te voorkomen. Dat betekende ook minder verdiensten voor de arbeiders, want de beloning gebeurde wat betreft het weven op basis van stukwerk. Dat betekende dat ze 3 ½ franc (fl. 1,70) per rol van 10 dekens uitbetaald kregen en daar deden ze gemiddeld zo’n twee dagen (dus 20 uur) over.
Het procedé in de fabriek bestond uit wol mengen; kaarden (vormen van een nieuwe draad); spinnen (de draad verdikken en op sterkte brengen); weven; vollen (de stof op volume brengen); zwavelen en tenslotte bleken en drogen.
Om verzekerd te zijn van een goede wateraanvoer kocht Regout een van de vier watermolens aan de overkant van de Pieterstraat: de Overste Neustadtmolen (ook wel bekend als Hoffensmolen).
Door die koop kreeg Regout recht op de helft van het toestromende water. De bedoeling was het waterrad als opvoerwerktuig te gebruiken en het water via een buizenstelsel onder de Pieterstraat door naar zijn fabriek te leiden. De plannen lagen er, maar de slechte toestand van het waterrad en de sluizen hebben hem daar blijkbaar van af laten zien.
In 1922 breidde de fabriek uit met de aankoop van de leerlooierij van de gebroeders Max en Fustage Coopman aan de Grote Looiersstraat, waarvan het achterterrein grensde aan dat van de dekenfabriek. In 1936, vier jaar na de dood van Jules, ging de fabriek door de wereldwijde crisis van de jaren dertig failliet. De leerlooierij aan de Grote Looiersstraat werd in 1947 gesloopt, de watermolen aan de Sint Pieterstraat bleef behouden.
Het gebouw heeft daarna nog ruim 50 jaar zijn bedrijfsfunctie behouden. Begin jaren negentig werd, na een renovatie met respect voor het industriële karakter, een woonfunctie gerealiseerd. Het gebouw is ook als zodanig goed herkenbaar met de oorspronkelijke dubbele houtenpoort en op de begane grond oorspronkelijke en op de verdiepingen gemoderniseerde stalen ramen.
Heeft u aanvullende informatie over deze steen of een betere suggestie voor de vertaling? Deel deze met ons via onderstaand formulier. Wij zullen u bijdrage zorgvuldig beoordelen en u hiervan op de hoogte houden.
Om de financiering van de lopende kosten nu en in de toekomst mogelijk te maken, kunt u ons steunen en zich aanmelden als donateur van onze stichting.
Steun ons