Dit is een bijzonder monument. Het pand wordt altijd gedateerd op 1711 omdat dat zo ook op de gevelsteen in het fronton staat, maar het gebouw is veel ouder: dat is goed te zien aan de zijgevel, die alle kenmerken van de Maaslandse Renaissance bezit en dus uit het derde kwart 17de eeuw dateert. De voorgevel is in 1711 vernieuwd en de nieuwe indeling strookt helemaal niet met de ligging van de balken, die herkenbaar zijn aan de ankerijzers in de zijgevel.
De oudste bekende eigenaar is Petrus Simonis. Hij trouwt op 1 april 1664 met Maria Jansen. Nadere bijzonderheden over hem zijn niet achterhaald. Wel blijkt uit een akte van 1710, dat zijn weduwe en dochter Maria "seecker huys en hoff met alle ap- en dependentien, gestaan ende gelegen op de Grote Gracht, maeckende het oirthuys (hoekhuis) van de Capucijnenstraat" voor 11.000 gldn. brabants verkocht hebben aan Petrus Fosseroul. De familie Fosseroul is uit het Luikse afkomstig en bekleedt diverse functies in de stedelijke magistratuur. Zij zijn verder door huwelijk verwant aan diverse vooraanstaande Maastrichtse families. Zo ook Petrus. Hij trouwt in 1695 met Maria Ida Roosen. Haar vader Otto Roosen is licenciaat in beide rechten en schepen en gezworene in de periode 1734-1766. Het is zeer waarschijnlijk dat Petrus Fosseroul direct na de aankoop van het pand met een grote verbouwing is begonnen, getuige het jaartal 1711 in het fronton. Na zijn overlijden in 1742 komt het pand in bezit van zijn zoon Petrus Egidius, kanunnik van het O.L. Vrouwekapittel. Met zijn dood sterft ook de laatste mannelijke nakomeling van dit geslacht. Zijn neef Petrus Servatius Roosen, ook kannunnik in hetzelfde kapittel, neemt nu zijn intrek in het huis en daarmee wordt de functie van kanunnikenhuis voortgezet. Hij overlijdt in 1794 en dan wordt het pand verkocht aan Petrus Franciscus Dumoulin, die het in 1800 alweer verkoopt aan Joannes Knoops.
Knoops is bakker van beroep tot aan zijn overlijden in 1814 en gehuwd met Sophia Grein, die in 1821 overlijdt. Het volgende jaar (1822) gaat het eigendom van het pand over aan Lambert Neyens. Hij is ook bakker en gehuwd met Anna Elisabeth Grein. Het huis blijft zo’n halve eeuw broodbakkerij en in de “familie”. Lambert overlijdt in 1849 en daarna wordt Hubertus Gudi de nieuwe eigenaar. Hij is winkelier en ook waskaarsenfabrikant. In 1892 gaat het pand over aan Jan Bouwens, slijter van beroep. In die periode heeft er eerst een kadastrale splitsing plaatsgevonden en later weer een andere verdeling/samenvoeging. In 1930 volgt de assuradeur Constant Guillaume Schreinemacher, die het pand een jaar later verkoopt aan “Het Zedelijk Lichaam genaamd Notre Dame de Lorette” met hoofdvestiging aan de Grote Gracht 74. In 1970 koopt Johannes Hendrikus van Kan het pand. Hij is aannemer van beroep. Zeker niet alle eigenaren hebben er zelf gewoond.
Twee foto’s laten de verschillende functies van het pand zien. In 1916 is er een slijterij/patisserie gevestigd en in 1959 blijkt het pand gesplitst in een Café Central op de hoek van een zekere De Waal en op nr. 64A zit een winkel BEMA (mogelijk bedden en matrassen).
Heeft u aanvullende informatie over deze steen of een betere suggestie voor de vertaling? Deel deze met ons via onderstaand formulier. Wij zullen u bijdrage zorgvuldig beoordelen en u hiervan op de hoogte houden.
Om de financiering van de lopende kosten nu en in de toekomst mogelijk te maken, kunt u ons steunen en zich aanmelden als donateur van onze stichting.
Steun ons